Hoe lang mag ik twijfelen en wanneer is het definitief?
Eén van de voordelen van zo lang aan een manuscript werken als ik heb gedaan, is de mogelijkheid aanpassingen te maken. Dit verhaal kon langzaam rijpen. Maar hoe lang mag je twijfelen?
Zo heette de hoofdpersoon aanvankelijk anders, had ze een vurig karakter en rode krullen tot aan haar middel. Een prachtig personage om mee te werken, maar het had een ongewenste invloed op hoe andere personages op haar reageerden. En daardoor liep mijn verhaal de verkeerde kant op.
Het duurde vijf jaar (ja echt!) voordat ik in de gaten kreeg dat het beeld dat ik had van mijn belangrijkste karakter niet klopte. Terwijl ik de weg die zij moest gaan heel duidelijk voor me zag. De route lag vast. Alleen, bij het beslissen over noodzakelijke interventies en tijdens het ontwarren van de ingewikkelde kluwen van sociale interacties, liep die weg steeds dood. Ondanks dat het best leuke schrijfsels waren en nuttige oefeningen, wilde het grote verhaal niet vlotten.
Het hoofdpersonage moest dus iemand anders zijn.
Ik redeneerde achteruit: het kon alleen uitkomen waar ik wilde als zij een meegaand, onopvallend, weinig bedreigend iemand was. Met Bianca de Vries kon ik het verhaal beter te vertellen en het schrijfproces liep al soepeler.
Dus ik besloot: eyes at the price en dóór.
Helaas (of juist interessant genoeg) ervaarde ik tijdens het schrijven nog meer dilemma’s. Ik registreerde en markeerde ze wel, maar passeerde ze snel zodat ik nu eindelijk het verhaal af zou maken. Dat kreeg ik pas voor elkaar tijdens mijn sabbatical in 2016 – door mijn besluit dat ‘later als ik groot was’ NU was.
Show don’t tell was de volgende. Maar, vroeg ik me af, wilde ik het beste schrijven of het beste verhaal vertellen? Als ik concessies moest doen, zou dat niet aan het verhaal zijn, dat wist ik wel.
En zo kwam ik na jaren aan bij de laatste bladzijde van het laatste hoofdstuk. Ik wist al heel lang wat de laatste woorden zouden moeten zijn, dus dat scheelde. Toen ik de punt daarachter zette, mocht ik terug naar mijn gemarkeerde dilemma’s.
Had de lezer genoeg aanknopingspunten gekregen om de plot niet als een donderslag bij heldere hemel te ervaren? En had ik ook niet teveel uitgelegd, waardoor de lezer zich betutteld voelde? Ik leerde dat dit sowieso niet aan mij is, dus opnieuw kwam ik tot de conclusie: ik kan mijn verhaal niet beter schrijven dan mijn best.
De laatste beslissing was voor de titels van de hoofdstukken. Zou ik die wel of niet opnemen? In het raamwerk, in mijn verhaalschema (waarover ik later meer zal vertellen) vormden ze noodzakelijke stevigheid en schakels, zoals steigers bij een huis. Ik haalde ze weg, voegde ze weer toe om ze later toch weer weg te halen. Om nu, bij het lezen van de proefdruk, te besluiten dat het verhaal ze toch nog nodig heeft.
Twintig jaar later.
Op de valreep.
0 reacties